lepelblad

lepelblad bekend bij zeevaarders

Onze voorvaders hadden het maar zwaar, toen ze de wilde zeeën moesten trotseren om nieuwe landen te ontdekken en allerlei nieuwe waren terug moesten brengen naar het thuisland. We kennen de verhalen maar al te goed uit geschiedenisboeken, waarbij verschillende ziektes de kop op staken zodra een schip de haven uit voer. Degene waar we het meest over hoorden was natuurlijk scheurbuik, een verschrikkelijke aandoening die op zou treden wanneer men te weinig vitamines binnen kreeg. Het was nu eenmaal geen doen om verse waren mee te nemen op zo’n reis en een lange tijd zonder fruit of groente is nu eenmaal funest voor de mens. Om dit tegen te gaan waren er echter kruiden die konden helpen. En eentje daarvan was vooral bijzonder bekend. Het kruid dat bekend staat als lepelblad.

lepelbladVele soorten

Lepelblad staat ook wel bekend als cochlearia. Het is een geslacht met circa dertig soorten planten uit de kruisbloemenfamilie. Het is een inheemse soort van Europa en komt op het hele noordelijk halfrond in het wild voor. Het is nu een vrijwel vergeten keukenkruid maar het werd vroeger dus zeer gewaardeerd om de smaak en het hoge vitamine C gehalte. In de volksgeneeskunde werd het naast tegenbehandeling voor scheurbuik ook geacht heilzaam te zijn voor andere ziektes en aandoeningen. De smaak is kruidig en licht scherp, ietwat vergelijkbaar met waterkers en mosterd.

 

Aan de kust

Het lepelblad heeft een enorm hoge zouttolerantie, wat maakt dat de plant veel gevonden wordt rond kuststreken, op bergtoppen en langs kwelders of zoute steppen. Hier hebben zij immers minder concurrentie van andere planten. De snelle verspreiding van lepelblad kan in sommige streken ook gestimuleerd worden door het grootschalig gebruik van zout om gladheid tegen te gaan. Dit maakt het echter wat minder opvallend dat wij Nederlanders en Belgen het zo veelvuldig gebruikten wanneer we de wereld over trokken in onze schepen.

schopje

Groen bij vorst

Lepelblad wordt ongeveer dertig centimeter hoog en dankt zijn naam aan de lang gesteelde, lepelvormige bladeren. Ook bij vorst zijn deze bladeren nog altijd groen van kleur. Het is een struik die in rozetten groeit en wordt doorgaans als tweejarige gekweekt. In de zomer verschijnen de witte, naar honing ruikende bloemen in dichte bloemtrosjes. Naast de vele vitamines bezit lepelblad ook zwavelhoudende etherische olie. Je kunt lepelblad het beste kweken op voldoende, vochtige grond zowel in de zon als in de halfschaduw. Omdat de soort inheems is voor heel Noord-Europa past deze perfect in het Nederlands klimaat. De lepelblad groeit bijzonder goed op plaatsen waar in ’s zomers immers ook wat koeler en vochtiger is.

Goed te telen

De teelt van lepelblad kan het beste als volgt verlopen. Je kunt het lepelblad het beste in het voorjaar of in de late zomer telen. Het zaad kan vroeg binnenshuis voor gekweekt worden of direct in de volle grond uit gezaaid worden. Je kunt het lepelblad het beste in rijen zaaien en de plantjes later met een onderlinge afstand van tien centimeter verspenen. De kweekplantjes behoren regelmatig begiet te worden en de grond moet onkruidvrij gemaakt worden. Ook is een losse grond van groot belang bij het goed kweken van lepelblad. In de winter zou je het lepelblad luchtig moeten afdekken met dennen- of sparrentakken, zodat het groene blad de hele winter door geoogst kan blijven worden.

Het hele jaar plukken

Wanneer de tijd om te oogsten is aangebroken, wat eigenlijk het hele jaar is, kunnen de bladeren van het lepelblad geplukt worden. Je kunt de bladeren het beste vers verwerken, en uit de plant en het blad een gezond sap persen. Zo kun je genieten van de vitamines en de oliën die hieruit vrij komen en zal je ongetwijfeld al snel begrijpen waarom onze voorvaderen zo te spreken waren over de kwaliteiten van deze plant. Het is er eentje die door de jaren heen absoluut alleen maar meer kwaliteiten is gaan krijgen en is blijven groeien in populariteit. Hoewel een vergeten keukenkruid, er zijn nog altijd vele voordelen toe te schrijven aan deze plant.